Begrippen in de bouwsector
Zoals in elke sector, heeft ook de bouwsector onvermijdelijke vaktermen. Weten waar uw bouwpartner het over heeft? Onderstaand hebben we de meest gebruikte termen uitgelegd, die te maken hebben met casco bouwen.
Aanaarden: Het aanvullen van aarde of zand rondom het funderingsmetselwerk.
Aantrede: De diepte (het horizontale gedeelte) van een traptrede.
Afschot: Om te zorgen voor afwatering een plat dak licht af laten lopen. Bijv. voor een goot, terras, balkon.
Afwerklaag: Een laag om een vloer af te werken, bijvoorbeeld een cementdekvloer.
Baak: Waterpas aangebrachte planken/latten waarbinnen een bouwwerk gemaakt moet worden.
Badding: (Ook wel batting) Een houten balk dat wordt gebruikt als hulpconstructie bij bijvoorbeeld bekistingen. Vaak ca. 6,5×15 cm
Bekisting: De aangebrachte (tijdelijke) betimmering ten behoeve van het storten van beton om deze in de gewenste vorm hard te laten worden.
Bestek: De omschrijving van een uit te voeren (bouw)werk. In een bestek wordt het ontwerp tot in detail omschreven, inclusief alle administratieve, juridische en technische eisen, materialen en uitvoeringsvoorwaarden die van toepassing zijn. Dit vormt de basis vormt voor het contract met de aannemer. Wat er in het bestek staat moet dus aan voldaan worden.
Betonkwaliteit: Beton is verkrijgbaar in verschillende samenstellingen met evenveel sterktevariaties. De meest gangbare sterkteklassen zijn C25, C35 en C45. Lees meer »
Betonschil: De buitenlaag/schil van een betonelement.
Buitenmuren: De muren aan de buitenzijde van een gebouw. Buitenmuren kunnen afgewerkt worden met bijvoorbeeld stenen (strips), hout, metaal, beton, etc.
Binnenmuren: De muren tussen de ruimtes binnen in een gebouw. Deze kunnen afgewerkt worden met behang, tegels, hout, saus, etc.
Blauw pleisterwerk: Een zo dun mogelijk laagje witpleisterwerk, een mengsel van kalk en gips, om muren vlak en glad te maken.
Bouwbesluit: een verzameling bouwtechnische voorschriften waaraan alle bouwwerken in Nederland, zoals woningen, kantoren, winkels, ziekenhuizen etc. minimaal moeten voldoen. Verbouwingen vallen ook onder het Bouwbesluit. Het bouwbesluit is te vinden op www.bouwbesluitonline.nl.
Bouwexploot: Een bouwexploot is een aansprakelijkheidsstelling waarin de staat en stand van een gebouw, fabriek, kantoor, schuur of woning wordt omschreven op het moment van opname. De omwonende stellen de aannemer of de opdrachtgever van een bouwwerk vooraf aansprakelijk voor mogelijke schade als gevolg van bijvoorbeeld heiwerk of bemaling.
Bouwtechnische keuring: Een Bouwtechnische keuring is een onafhankelijke, visuele keuring van een bestaande woning. Door deze keuring wordt op hoofdlijnen een beeld van de bouwkundige staat van de woning en inzage in de kosten om het huis in goede staat te brengen.
Breedplaatvloer: Breedplaatvloeren zijn verdiepingsvloeren voor de utiliteits- en woningbouw. Lees meer »
Druklaag: Een afwerklaag met constructieve waarde van gewapend beton. Komt veelal voor in de utiliteitsbouw.
Broekstuk: Kan verschillende betekenissen hebben. 1) Verbindingsstuk tussen twee delen van een goot dat uitzetting door temperatuurverschillen mogelijk maakt. 2) Dakpan voor een punt waar verschillende dakvlakken samenkomen. 3) Hulpstuk op de splitsing van een buisleiding.
Casco: Als u een woning casco wil laten opleveren, betekent dit dat alleen de dragende constructies worden opgeleverd. Dit wordt ook wel ruwbouw genoemd. Bij Building Casco gaat het dan om de geïsoleerde kanaalplaatvloer, wanden, ongeïsoleerde kanaalplaatvloer of breedplaatvloer. Lees meer »
CAR-verzekering: Met de Construction Allrisk (CAR) verzekering verzekert u schade die ontstaat tijdens de bouw of verbouwing van een pand.
Constructeur: is de constructief ontwerper van een project. Binnen het architectonische ontwerp ontwerpt de constructeur de draagconstructie van het gebouw. Lees meer »
Constructieve wand: Ook wel een dragende wand genoemd. Een constructieve wand draagt belastingen over en leveren een bijdrage aan de stabiliteit van het bouwwerk. Constructieve wanden zijn in principe niet verplaatsbaar. Lees meer »
Dagmaat: De binnenmaat van een opening. Bijvoorbeeld van een poortopening, raam of deurkozijn.
Dilatatie: Een methode om het ‘werken’ van een buitenmuur op te vangen.
Domotica: Is een verzamelnaam voor alle elektronica in een woning of gebouw. Het doel van domotica is door middel van integratie van elektronica in woningen een betere kwaliteit van wonen en leven te realiseren.
EN: Europese Norm
EPC: Staat voor energieprestatiecoëfficiënt en is een index die hoe energiezuinig een nieuwbouwwoning is. Dit heet nu BENG. Lees meer »
Fundering op staal: Fundering die rechtstreeks op de draagkrachtige laag wordt aangebracht (dus zonder behulp van bijvoorbeeld palen).
Halfsteensmuur: Muur van dezelfde dikte als de halve lengte van een metselsteen.
Hart-op-hart: De afstand van het midden van de ene balk tot het midden van de andere balk. Dit geldt niet alleen voor balken maar ook voor andere bouwonderdelen.
Holle wand: twee betonnen schillen die met elkaar verbonden zijn door koppelwapening (tralieliggers). Na de montage wordt de holle ruimte volgestort met beton. Lees meer »
HWA: Is een afkorting van Hemelwaterafvoer.
IFD: Is een afkorting van Industrieel, Flexibel en Demontabel bouwen.
Kanaalplaatvloer (on)geïsoleerd: een vrijdragend vloersysteem dat door de ronde holle kanalen een relatief laag eigen gewicht heeft. Toegepast in zowel de woning- als de utiliteitsbouw als begane grond-, verdiepings- en dakvloer. De geïsoleerde kanaalplaatvloer heeft EPS-isolatieplaten aan de onderzijde en alleen te gebruiken op de begane vloer. Lees meer »
Keermuur: Muur om de druk van een hoger gelegen bodem te weerstaan.
Koof: Een koof is een lange, meestal doosvormige constructie bij de snijlijn van muur en vlak plafond waarachter iets verborgen wordt wat je liever niet ziet, bijvoorbeeld de afvoerleiding van de mechanische afzuiger in de keuken, de kleine open ruimte boven een kast of de ophanging van een gordijn.
Latei: Balkvormig element van hout, steen of ijzer dat boven een opening in een in een wand zit om het bovenliggende muurwerk te dragen.
Lichte scheidingswanden: Een niet belaste wand kan worden uitgevoerd in licht constructiemateriaal. Denk aan hout, gipsplaten, holle stenen of gasbeton.
Lijnlasten: een belasting op een constructieonderdeel die als een lijn op de constructie duwt. Bijvoorbeeld een (dragende) wand op een vloer.
Maaiveld: Hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de woning.
Massieve wand: Een geprefabriceerde wand uit gewapend beton. Massieve wanden bestaan uit één materiaalsoort. Deze wandelementen van massief beton worden zowel voor de laag- als hoogbouw in bijna elke gewenste afmeting geleverd. Lees meer »
Meerwerk: Extra werk voor de aannemer dat van tevoren niet is begroot.
Minderwerk: Werk dat wel is begroot maar tijdens de uitvoering komt te vervallen.
NAP: Staat voor Normaal Amsterdams Peil. Het NAP is de referentiehoogte waaraan hoogtemetingen in Nederland worden gedaan. Een NAP-niveau van 0 meter is gelijk aan het gemiddelde zeeniveau.
Natte cel: Bouwkundige benaming voor een badkamer.
NEN: is een afkorting voor Nederlandse Norm. Een norm is een afspraak die marktpartijen met elkaar gemaakt hebben over de kwaliteit en veiligheid van hun diensten, producten en processen. NEN stimuleert de ontwikkeling van deze normen en begeleidt deze.
Nulwoning/energieneutrale woning: is een woning die evenveel energie oplevert als dat hij verbruikt. De energieopwekking kan bijvoorbeeld gerealiseerd worden met zonnecellen, windturbines en warmtepompen.
Onderaannemer: Aannemer die in opdracht van een hoofdaannemer een bepaald onderdeel van de verbouwing voor zijn rekening neemt. Denk bijvoorbeeld aan een metselaar of schilder.
Onderhoudsplan: Een Meerjaren Onderhoudsplan (MJOP) is een rapport waarin staat wanneer welk onderhoud plaats moet vinden en wat de kosten hiervan zullen zijn. Bijvoorbeeld het onderhoud aan gebouwen, terreinen en installaties.
Optrede: De hoogte tussen twee treden.
Overspanning: de afstand tussen twee steunpunten. De ruimte die door een dragend constructiedeel wordt overbrugd.
Overstek: Het overstekende deel van een dak of gootconstructie.
Paalfundering: Een fundering die met behulp van palen naar de draagkrachtige laag rijkt. Deze manier van fundering wordt toegepast als de draagkrachtige laag diep ligt.
Passief huis: Een huis is passief als het voldoet aan de eisen van het passiefhuis-certificaat. Een passiefhuis is een goed geïsoleerde en luchtdichte woning. Meer informatie over passiefbouwen vindt u op de site www.passiefbouwen.nl.
Peil: Bovenkant begane grondvloer. Dit is het uitgangspunt voor de hoogtemaatvoering.
PKVW: Is een afkorting voor Politie Keurmerk Veilig Wonen.
Plenum: Is de ruimte tussen de vloer en het verlaagd plafond of de vloer en de verhoogde vloer.
Puntlasten: een belasting op een constructieonderdeel die als een punt op de constructie duwt. Bijvoorbeeld een kolom op een vloer.
Raveelijzer/ raveelbalk: Dwarsbalk die de draagbalken rondom een vloeropening opvangt bij bijvoorbeeld een trapgat of vide. Lees meer »
RC-waarde: Is een waarde die samenhangt met de warmteweerstand. Hoe lager deze weerstand, hoe beter dit materiaal warmte geleid. Hoe slechter een materiaal warmte geleid hoe beter isolerend.
Rooilijn: Grens tot waar gebouw mag worden.
Schacht: Een verticale open verbinding binnen een gebouw. Een schacht wordt bijvoorbeeld gebruikt voor het herbergen van leiding en kabels maar ook voor een lift.
Schoon werk: Zorgvuldig afgemaakt metselwerk, bestemd in het zicht te komen.
Sonderen: Een grondonderzoek waarbij de draagkracht van de grond wordt bepaald.
Spouwmuur: Muur die bestaat uit twee evenwijdige lagen metselwerk gescheiden door een luchtruimte (spouw).
Stelpost: Onderdeel van de begroting dat nog niet exact vastgesteld kan worden. Dit is bijvoorbeeld bij een keuken.
Toogverschil: Verschil in hoogte tussen verschillende elementen, zoals kanaalplaatvloeren
UAV: Is een afkorting voor Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken. De UAV kan worden toegepast op een contract of aannemingsovereenkomst in de bouw en regelt de contractverhouding tussen de opdrachtgever en aannemer.
Variabele belasting: belasting op je vloer van bijvoorbeeld personen, meubels, wind, regen, voertuigen etc.. Voor een woning rekenen wij standaard 175 kg per m².
WBDO: Begrip uit een NEN norm en afkorting van Weerstand tegen Brand- Doorslag en Brand – Overslag.
Welstand: heeft betrekking op de mate waarin een bouwplan architectonisch past in de omgeving. Bouwplannen worden hierop getoetst door de welstandscommissie. De criteria waarop wordt getoetst worden vastgelegd in de welstandsnota.